Tot in de 19e eeuw bestond er geen grootschalige methode om van ijzer staal te maken. In smederijen werd op kleine schaal wel staal geproduceerd voor het gebruik in zwaarden en andere kleine gebruiksvoorwerpen. Van ijzer staal maken vereist echter een enorme hoeveelheid hitte, die met de toen beschikbare brandstoffen en methoden moeilijk kon worden gegenereerd. In de 19e eeuw leiden nieuwe uitvindingen echter tot de mogelijkheid om grote volumes staal tegelijkertijd produceren. Dat bracht een revolutie teweeg in de bouw, de logistiek, en de oorlogsvoering. De twee belangrijkste uitvindingen die de moderne staalindustrie vorm gaven waren het Bessemerproces en de openhaardoven.
De Engelse uitvinder Bessemer zocht naar een manier om sterkere kanonnen te maken. Bessemer wist weinig van metallurgie, maar door giften en bedrijfsleningen (zie ook https://qeld.com/nl/) kon hij uitgebreide experimenten doen. In 1864 was probeerde hij nieuwe manieren uit om staal te produceren. Bij één van deze experimenten voerde hij door een partij gesmolten ruwijzer een luchtstroom. Daardoor ontstond een vlam met een zeer hoge temperatuur. Dankzij deze temperatuur werd het koolstof en andere onzuiverheden uit het ruwijzer weggebrand.
Bessemer realiseerde zich dat hij een methode gevonden had om grote hoeveelheden staal te produceren. Hij ontwikkelde voor het naar hem genoemde Besemmerproces een typische pompoenvormige oven, waarin het gesmolten ruwijzer werd gegoten. Aan de onderkant van de oven werd via buizen lucht door het ijzer geblazen, en de onzuiverheden kwamen aan het gat in de bovenkant naar buiten. Na slechts 20 minuten was de inhoud van het vat van ruwijzer veranderd in staal, dat dan in gietvormen kon worden gegoten.
Andere uitvinders in onder andere Frankrijk en Engeland ontwikkelden een iets andere methode om staal te fabriceren. Met de zogenaamde openhaardoven lukte het ook hen om ruwijzer te bewerken tot kwalitatief hoogstaand staal. De openhaardoven bestaat uit een bassin vol gesmolten ijzer dat omgeven wordt door bakstenen ovens. Tussen deze bakstenen oven circuleert lucht, dat de onzuiverheden uit het ijzer opneemt. Dit proces produceerde onder andere het staal dat in de revolutionaire Firth of Forth Bridge werd gebruikt. Deze Schotse brug is geheel gebouwd van staal en heeft de toen ongelooflijke spanwijdte van 513 meter. Tegen het einde van de eeuw produceerde dit proces de grote meerderheid van alle staal ter wereld.
Opeens was het mogelijk om in grote volumes staal te produceren. Deze grondstof was lichter, sterker en flexibeler dan ijzer. In de rest van de 19e eeuw werd dit materiaal gebruikt in steeds voor verschillende toepassingen.
De nieuwe wolkenkrabbers konden voorzien worden van een dragend skelet van staal. Oorlogsschepen konden bekleed worden met een pantser, en konden sterkere en grotere kanonnen dragen. Betere spoorrails zorgden dat treinen sneller goederen en grondstoffen van de ene naar de andere kant van het land konden vervoeren. Zo leidde de geboorte van de moderne staalindustrie tot een grote modernisering, die de wereld de 20e eeuw binnenvoerde.