Staal bestaat voor het grootste deel uit ijzer. IJzer wordt op zijn beurt weer gemaakt van ijzererts. Dit is een mineraal dat wordt gewonnen in enorme mijnen in onder andere Zuid-Amerika, Australië en Scandinavië. Met grote graafmachines wordt de ijzererts uit de bodem gehaald en met schepen getransporteerd naar de hoogovens in IJmuiden.
De grootste ijzerertsmijn ter wereld is de Carajás-mijn. Deze mijn ligt in Noord-Brazilië. Naar schatting ligt er in totaal 7 miljard ton ijzererts. Tevens wordt er in de mijn goud, koper, nikkel en mangaan aangetroffen.
Per dag wordt zo’n 27 miljoen kilo ijzererts gebruikt. Wanneer je naar de kleur van ijzererts kijkt, is er een duidelijke roestkleur te zien. Sterker nog, ijzererts ís roest. Het is namelijk ijzer dat met zuurstof heeft gereageerd. En om van dit geoxideerde ijzerpoeder weer puur ijzer te maken wordt het ontroest. Het zuurstof wordt als het ware van de erts af gehaald.
Om het ijzererts weer tot puur ijzer te maken zijn twee ingrediënten nodig. Logischerwijs het ijzererts maar ook steenkool. Door de kolen en het ijzererts in een oven te doen en de kolen te verbranden, wordt al het aanwezige zuurstof in de oven verbrand. Zo ook de zuurstof uit het ijzererts. Op deze manier ontstaat puur, vloeibaar ijzer. Dit noemen we ruwijzer.
Ruwijzer wordt onderin de oven opgevangen in grote tanks welke op een treinwagon staan. Ruwijzer is het belangrijkste ingrediënt voor staal. Daarnaast blijft er ook altijd nog een beetje koolstof in het ruwijzer zitten, wat heel belangrijk is voor de sterkte van het eindproduct. Wanneer er veel van dit koolstof achterblijft in het staal, maakt dit het eindproduct hard en breekbaar. Wanneer er weinig koolstof achterblijft, zorgt dit voor een sterk en buigzaam product.